In dit gastcollege leggen we de focus op avontuurlijk spelen.
Onze kijk op risico’s en veiligheid bij het spelen van kinderen. In theorie en praktijk.
Sinds 2009 is de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk trekker van Goe Gespeeld! Een pleidooi voor écht spelen inclusief butsen, builen, blauwe plekken. Goe spelen vraagt om avontuur, is grenzen verleggen, experimenteren en de uitdaging opzoeken. Vuil worden, een logisch gevolg.
Stel je even een kind voor dat opgroeit binnen de muren van z’n huis en veilig achter het tuinhekje, waar mama of papa het geen moment uit het oog verliest. In de tuin is geen modder, geen planten met doornen, geen klimbomen, de vijver is afgesloten met een hek en waar het zou kunnen struikelen liggen valdempende tegels. Alleen op straat fietsen of met vriendjes buiten spelen kan niet, laat staan met vreemde mensen praten. Te veilig is doodsaai en heel zeker is het kind niet gewapend voor de dag dat het geen kind meer zal zijn.
Goe spelen is boomhutten bouwen, timmeren met echte hamers en nagels, vlottentocht op de beek, zelf koken op een houtvuur, balanceren op een boomstam boven het water, sprinkhanen vangen, putten graven, schaatsen… Al spelend leren kinderen risico’s inschatten en voorzichtig te zijn.
Door veel te spelen, leren kinderen hun eigen mogelijkheden en beperkingen kennen. Ze merken hoe ver hun benen kunnen springen, hoe lang hun arm is, hoe warm te warm is of hoe pijnlijk een brandnetel kan zijn. Vaak gaat het goed maar zo nu en dan hoort een buil, een blauwe plek, een schaafwonde, zelfs een gebroken arm… er gewoon bij!
Kinderen hoeven niet vuil te zijn na het spelen, maar moeten het wel mogen.