18 feb 2022

Werknemers op het speelplein

Op 66% van de speelpleinwerkingen staat (een deel van) de ploeg op het speelplein als werknemer.

Vaak gaat het om een gemengd systeem: Een deel van de ploeg als vrijwilliger, een ander deel als werknemer. Nét geen 11% van de speelpleinwerkingen geeft aan dat de volledige ploeg tewerkgesteld is.

Dat betekent dat heel wat speelpleinverantwoordelijken op één of andere manier in contact komen met arbeidswetgeving en alles dat erbij hoort.

Op deze pagina maken we je wegwijs in statuten, belastingen en lonen.


Naast geld heeft het speelplein gelukkig veel andere en voor jongeren even of belangrijkere troeven om jongeren te motiveren, te betrekken, langer te houden...

Voor je begint: Een streepje belastingen

Wanneer we over 'arbeid' spreken zijn er twee belastingen die belangrijk zijn: De belasting op arbeid, en de personenbelasting. We geven je een korte introductie:

Belasting op arbeid: De rsz-bijdrage

De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is de overheidsdienst die zich onder andere bezig houdt met het innen van sociale bijdragen en het financiëren van onze sociale zekerheid.

Door bijdragen te betalen zorg je er mee voor dat werknemers beschermd zijn.

Zowel de werkgever als de werknemer betalen een percentage van het loon aan de sociale zekerheid.

  • Werknemersbijdrage: 13,07%
  • Werkgeversbijdrage: +-35%

Er bestaan verschillende contracten waarbij deze belasting een pak lager ligt dan deze percentages, of die zelfs helemaal vrijgesteld zijn van deze belasting. Je leest er verder op deze pagina alles over.

Belasting op inkomsten: de personenbelasting

De personenbelasting is een belasting waarmee een deel van de algemene werking van de overheid betaald wordt: Van subsidies voor jouw speelplein tot de Belgische bijdrage aan het ISS.

Ieder 'inkomstenjaar' gaat de overheid na hoeveel je verdiende uit verschillende bronnen en stelt zo een 'belastbaar inkomen' vast.

Op dat inkomen word je dan belast aan tarieven die afhangen van hoeveel je precies verdiende: van 25% voor de eerste schijf tot 50% op bedragen boven de €41.060.

Werknemers betalen een maandelijks voorschot voor die belasting: de bedrijfsvoorheffing. Op het aanslagbiljet worden die voorschotten dan verrekend en moet je nog een stuk bijbetalen of krijg je een deel van dat voorschot terug.


Welke verschillende statuten kunnen we gebruiken?

Jouw speelplein kan in principe werken met alle soorten contracten. Twee statuten zijn voordelig, zowel voor het speelplein als voor de werknemer: Studentenarbeid en tewerkstelling socio-culturele sector. Ze zijn voordeling omdat er weinig of geen RSZ-bijdragen betaald moeten worden.

Het monitorenstatuut

Het monitorenstatuut is ook wel bekend onder de naam 'artikel 17', 'Tewerkstelling socio-culturele sector', '25-dagenregel'. Het is een vaak gebruikt statuut in het speelpleinwerk. Het is een type tewerkstelling dat voordelig is: Je betaalt namelijk geen enkele rsz-bijdrage.

Er zijn wel een aantal voorwaarden verbonden aan het gebruik ervan: een persoon kan maar een beperkt aantal dagen werken, en organisaties die het willen gebruiken moeten aan een aantal voorwaarden voldoen.

Wie mag werken binnen het monitorenstatuut?

Iedereen die mag werken mag dat doen binnen het monitorenstatuut: Studenten, werknemers, werkzoekenden, ...

Dat betekent dat je ook als je ergens anders al (voltijds) werkt, je daarnaast ook mag werken in dit statuut (op voorwaarde dat je niet reeds bij dezelfde werkgever werkt).

Sommigen zullen een aanvraag moeten doen om te kunnen werken binnen dit statuut: Mensen die een leefloon ontvangen, personen die genieten van een werkloosheidsuitkering moeten de gewerkte dagen aanduiden op de controlekaart.

Opgelet: In hetzelfde jaar mag je niet bij dezelfde werkgever zowel in een ‘gewoon’ arbeidscontract als in een contract ‘artikel 17’ werken. Er moet minstens een jaar tussen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en tewerkstelling binnen artikel 17 zitten.

Combineren met studentenarbeid is geen probleem.

Wie mag het monitorenstatuut aanbieden?

Om dit type contract te gebruiken moet je als werknemer aan voorwaarden voldoen: Type werkgever en type tewerkstelling zijn bepalend.

Speelpleinwerkingen georganiseerd door een openbaar bestuur, een VZW of een VSO kunnen dit type contract gebruiken voor animatoren, coördinatoren, terreinverzorgers en materiaalmeesters, … buiten hun werk- of schooluren en tijdens schoolvakanties

Je vindt de volledige lijst en bepalingen hier

Hoeveel mag je werken in dit statuut?

Waar je voorheen 25 dagen mocht werken in dit statuut wordt sinds januari 2022 gesproken over een aantal uren ipv. dagen.

Het aantal uren dat je mag werken varieert afhankelijk van de sector waarin je aan de slag gaat en of je ook aan studentenarbeid doet.

Het begrip ‘Student’ in dit statuut verwijst naar een persoon die ook werkt in een arbeidsovereenkomst voor studenten.

Dat betekent dat een jongere die studeert, maar in dat kalenderjaar nog geen enkele dag als student, met solidariteitsbijdrage, aan de slag ging, zich mag houden aan de limieten van de andere categorieën werknemers (300/450 uren per jaar, 100/150 uren per kwartaal en 285/190 in het derde kwartaal).

Beslist deze student om alsnog aan de slag te gaan binnen een overeenkomst voor studentenarbeid, maar werd de jaarlimiet van 190 uur reeds overschreden, dan worden de teveel gewerkte uren afgetrokken van de 600 uren die je mag werken als jobstudent.

Er bestaan verschillende limieten voor de sportsector en voor de socio-culturele sector. Mensen die tewerkstelling onder artikel 17 in beide sectoren combineren dienen zich te houden aan de limieten voor ‘activiteiten in de sportsector’.

Vraag aan je animatoren om een 'attest verenigingswerk' te downloaden op https://verenigingswerk.socialsecurity.be. Op dat attest vind je terug hoeveel de animator al gewerkt heeft binnen dit statuut.

 

 

Aantal uren per jaar

Aantal uren per kwartaal

Aantal uren derde kwartaal

Studenten

190 uren per jaar

 

100 of 150,afhankelijk van de sector

190

Activiteiten in de socio-culturele sector

300 uren per jaar

100

190

Activiteiten in de sportsector

450 uren per jaar

150

285


Een aantal praktijkvoorbeelden

Franske werkt in februari en maart 25 uur in de frituur 'De Vrolijke Frietzak' in een overeenkomst voor studenten. Dat betekent dat Franske gezien wordt als student, en zich aan de maxima voor studenten moet houden. Franske mag nog 190 uur werken in artikel 17.

Rozemieke studeert wel, maar werkt niet als student. Dat betekent dat ze zich mag houden aan de maxima voor 'activiteiten in de socio-culturele sector. Ze gaat er dan ook vol voor en werkt 300 uur in artikel-17 op het speelplein in de kleine vakanties en in juli en augustus (ze hield zich natuurlijk aan de kwartaalgrenzen van 100 uur per kwartaal en 190 uur in de zomer). In oktober vraagt 'De Vrolijke Frietzak' of ze niet een aantal zaterdagen kan komen helpen in de frituur als student. Dat betekent dat ze zich ineens wél moet houden aan de maxima voor studenten. De teveel gewerkte uren in artikel 17 zullen dan afgetrokken worden van de uren die ze mag werken als student. Ze mag dus nog 490 uren werken als student. (600 studentenuren - 110 teveel gewerkte artikel 17-uren).

Geraar is al 5 jaar vaste werknemer in 'De Vrolijke Frietzak'. Dat betekent dat hij nooit werkt als student. Franske en Rozemieke vragen hem om ook eens op het speelplein te komen werken onder artikel 17. Geraar mag dus voor 300 uren werken op het speelplein, naast zijn tewerkstelling in de frituur.

 

Wat als je teveel uren werkt?

Bij overschrijding van de limieten worden alle vergoedingen bij de werkgever bij wie de overschrijding zich voordoet beschouwd als ‘gewoon inkomen’: 13,07% RSZ-bijdragen voor de werknemer, +-35% voor de werkgever. Afhouding bedrijfsvoorheffing.

Dit betekent dat zowel de werkgever als de werknemer gesanctioneerd worden bij een overschrijding van de limieten. Dit gaat om stevige bedragen. Het is dus belangrijk om die limieten goed in de gaten te houden.

De werknemer kan op https://verenigingswerk.socialsecurity.be het aantal gewerkte uren in de gaten houden en een attest downloaden om aan de werkgever te bezorgen. We raden je aan om dat attest op te vragen bij jouw animatoren.

Sociale bijdragen (RSZ)

Zolang je niet meer werkt dan de vooropgestelde limieten is arbeid binnen artikel 17 volledig vrijgestel van sociale bijdragen.

Zowel de werkgever als de werknemer betalen dus geen RSZ-bijdragen. Inkomstenbelasting voor werknemers is wél nog steeds verschuldigd.

Inkomstenbelasting STUDENTEN

Als het belastingtarief voor de 'geglobaliseerde inkomsten' (alle inkomsten samengeteld) van een persoon voordeliger uitkomt dan het apart belasten van de inkomsten uit het monitorenstatuut (als 'divers inkomen'), dan wordt het meest voordelige belastingtarief toegepast.

In de praktijk zal dit voor studenten meestal het geval zijn: Ze verdienen vaak niet meer dan de belastingvrije som. In de meeste gevallen de berekening van de personenbelasting op €0 uitkomen. (zie boven, belastingvrije som bij studentenarbeid).

Met andere woorden: Zolang de inkomsten uit studentenarbeid én artikel 17 samen opgeteld niet boven de belastingvrije som uitkomen zal je niet belast worden.

Als je meer verdient dan de belastingvrije som, dan zullen de inkomsten uit artikel 17 apart belast worden aan een tarief van 10% (zie inkomstenbelasting anderen voor meer informatie).

Een voorbeeld

Franske verdiende in frituur de vrolijke frietzak €10.000 binnen een arbeidsovereenkomst voor studenten. Op het speelplein verdiende Franske €1000 onder artikel 17. De 'Geglobaliseerde inkomsten' van franske bedragen €11.000. Dat is een bedrag dat lager ligt dan het brutobedrag van de belastingvrije som (in 2022 €13.242,8). Franske betaald dus geen belastingen.

Rozemieke werkte ook in de frituur en verdiende daar een bedrag van €13.000 binnen een arbeidsovereenkomst voor studenten. Op het speelplein verdiende ze ook nog eens €1000. Ze verdient in totaal dus meer dan de belastingvrije som en zal dus belastingen moeten betalen. Eerst belast de fiscus in dat geval de inkomsten uit artikel 17: 10% van €1000 (€100). Het bedrag dat dan nog overblijft (€13.000) komt niet boven de belastingvrije som uit. Op dat deel van de inkomsten betaalt ze dus geen belastingen.

(deze voorbeelden zijn onder voorbehoud van speciale situaties: Ander inkomstenbronnen zoals uitkeringen of het aangeven van reeële beroepskosten in de belastingaangifte)

Als het voordeliger is om het inkomen uit artikel 17 apart te belasten, dan gelden de algemene regels die je kan terugvinden onder 'INKOMSTENBELASTING ANDEREN'

Inkomstenbelasting ANDEREN

Het loon dat je verdient binnen dit statuut wordt belast als 'divers inkomen' tot een brutobedrag (*) van €6390 (2022). Het wordt apart belast aan een tarief van 10% (belasting van 20% na een fofaitaire kostenaftrek van 50% van het brutobedrag).

Verdien je meer dan €6390, dan worden alle inkomsten beschouwd als 'beroepsinkomsten' en belast aan de gewone progressieve personenbelasting. Als dit het geval is, dan zullen ook in het daaropvolgende jaar alle inkomsten uit het monitorenstatuut bekeken worden als beroepsinkomsten ipv. diverse inkomsten en dusdanig belast.

Verdien je dus meer dan €6390 dan zal de belasting op dat inkomen dus een pak hoger liggen. We adviseren om in ieder geval niet boven dit bedrag te gaan, je verliest immers twee keer het belastingvoordeel.

(*) Onder het brutobedrag wordt verstaan:

  • Het loon dat je ontvangt
  • Onkostenvergoedingen (woon-werk)
  • Bijkomende voordelen (maaltijdcheques)
  • Vervangingsinkomens (bijvoorbeeld na een arbeidsongeval)
  • Inkomsten uit de deeleconomie

Worden niet meegerekend:

  • Kosten eigen aan de werkgever (bijvoorbeeld een forfaitaire vergoeding voor gemaakte telefoonkosten met de eigen GSM)
  • Als je terugbetaald wordt voor iets dat je hebt voorgeschoten voor de werking (in de boekhouding niet opgenomen bij personeelskosten, maar onder de juiste post, bijvoorbeeld 'aankoop materialen')
Bedrijfsvoorheffing

Aangezien de inkomsten uit het monitorenstatuut niet meer als beroepsinkomsten gezien worden door de personenbelasting (maar als 'diverse inkomsten') dient geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden zolang je niet meer dan €6390 (2022) verdient.

Dit geldt zowel voor studenten als voor andere categorieën van werknemers.

Verdien je meer dan €6390, dan wordt het loon als een beroepsinkomen gezien en zal je dus ook bedrijfsvoorheffing betalen.


Studentenarbeid

Studentenarbeid is welgekend en wordt niet enkel op speelpleinen vaak gebruikt. Het is een voordelig statuut voor de tewerkstelling van studenten.

Het is een voordelig statuut. Bij studentenarbeid betalen werkgever en werknemer geen volledige RSZ-bijdrage, maar een solidariteitsbijdrage, een verminderd tarief dus.

Dat maakt het statuut nét iets minder interessant dan het monitorenstatuut, zowel voor het speelplein als voor de jongere. Bij het monitorenstatuut betaal je geen sociale bijdragen, jobstudenten betalen nog steeds een (kleine) bijdrage.

 

Wie mag werken als student?

Om te mogen werken als jobstudent moet je aan drie voorwaarden voldoen:

  • Je moet student zijn
  • Je moet oud genoeg zijn: 16 jaar of 15 jaar én de eerste twee jaar van het middelbaar afgerond hebben
  • Je mag niet werken wanneer je op school zou moeten zijn

Daarnaast is het ook zo dat je niet langer dan 1 jaar aan één stuk bij dezelfde werkgever een contract mag hebben.

Gedetailleerde voorwaarden vind je op de website van Student At Work

Hoeveel mag je werken in dit statuut?

Een student kan tot 600 uur per jaar werken binnen dit statuut. (Aanpassing van 475 uren naar 600 sinds 1 januari 2023)

Meer werken dan 600 uur is geen probleem, maar dan betaal je de gewone rsz-bijdragen (13,07% werknemer, +-35% werkgever). Je bent dan ook niet meer vrijgesteld van het betalen van bedrijfsvoorheffing.

Dit kan ook invloed hebben op de uitbetaling van het groeipakket. (zie 'Kinderbijslag/groeipakket' op deze pagina.

De werknemer is zélf verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de limieten. Toch zijn er ook voor de werkgever extra kosten verbonden aan een overschreiding van die 600 uren: Je betaalt namelijk meer werkgeversbijdragen: Ongeveer 30% van het brutoloon meer.

Vraag daarom bij studentenarbeid om een Student At Work-attest aan de student. Op die manier kan je als werkgever nagaan of de student nog voldoende uren over heeft.

Sociale bijdragen

Studentenarbeid is voor de eerste 600 uren vrijgesteld van de normale rsz-bijdragen. Je betaalt wél een solidariteitsbijdrage:

  • Werknemer: 2,71%
  • Werkgever: 5,43%

Vanaf het 601ste uur betaal je de normale bijdragen.

Bedrijfsvoorheffing

Studentenarbeid is vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing op voorwaarde dat ze:

  • Niet meer dan 600 uren werken in een kalenderjaar
  • Er een schriftelijke overeenkomst is
  • Er geen sociale bijdragen betaald worden, met uitzondering van de solidariteitsbijdrage

Vanaf het 601ste uur is bedrijfsvoorheffing verschuldigd.

Statuten combineren

Een werknemer mag niet bij dezelfde werkgever zijn werk ook als vrijwilliger uitvoeren. Ook al is dat op vraag van de werknemer: Het mag niet. Zo wil de wetgever vermijden dat werknemers verplicht worden een deel van hun werk zonder betaling uit te voeren.

Wat wél mag:

  • Jobstudenten die blijven plakken als ze dat willen. Ze zijn dan wel niet meer verzekerd als werknemer. Zorg er dus voor dat ze op dat moment verzekerd zijn als vrijwilliger.
  • Nadat het contract als jobstudent afgelopen is nog een extra week als vrijwilliger staan, of omgekeerd.
  • Als vrijwilliger een andere taak uitvoeren terwijl je onder contract staat: Bijvoorbeeld in dezelfde week animator zijn als vrijwilliger en hoofdanimator als werknemer

Bij discussie oordeelt de RSZ of de rechtbank. Het is daarbij belangrijk om duidelijk op papier te hebben wat de verschillen zijn tussen een tewerkstelling als animator en de zaken die een jongere doet als vrijwilliger. Neem dus die verschillen duidelijk op in taakomschrijvingen.


Vrijwilligers op het plein

Op deze overzichtspagina rond vergoedingen leggen we uit hoe je kan werken met een onkostenvergoeding voor vrijwilligers.


Hoeveel mag een student/jongere verdienen?

In principe mag een student zoveel verdienen als die wil. Ga je over bepaalde limieten, dan kan dat wel gevolgen hebben voor de personenbelasting en voor de belastingen van hun ouders.

Belastingen van hun ouders

Belastingplichten die instaan voor het onderhoud van anderen, zoals hun eigen kinderen en zorgbehoevende personen, krijgen een verhoging van de belastingvrije som. Ze krijgen dus een extra korting op de personenbelasting.

We spreken van 'personen ten laste'.

Wanneer die persoon ten laste dan zélf begint te werken en dus ook geld verdient, zal de wetgever zeggen dat vanaf een bepaald bedrag deze persoon zichzelf onderhoudt: Je bent dan niet meer fiscaal te laste en de mensen die instaan voor dat onderhoud verliezen hun belastingsvoordeel.

Het bedrag dat een persoon ten laste maximaal kan verdienen om 'ten laste' te blijven varieert afhankelijk van de gezinssituatie.

Jongeren zijn niet meer ten laste als ze meer verdienen dan:

  • Ouders samen belast: €3410 netto (€7102.50 bruto)
  • Ouder alleen belast: €4920 netto (€8990 bruto)

De precieze bedragen per gezinssituatie kan je vinden op de website van de FOD Financiën.

Hoeveel korting ouders verliezen hangt af ook af van de gezinssituatie. De fiscaal voordeel wordt groter naarmate je meer personen ten laste hebt.

Eigen belastingen

Een student is onderworpen aan hetzelfde belastingssysteem dan alle anderen. Ze vullen een belastingaangifte in, en daar worden dan belastingen op geheven.

Toch betalen studenten zelden inkomstenbelastingen. Dat komt omdat iedereen recht heeft op 'de belastingvrije som'. Dat is een korting op de belastingen die elke belastingplichtige krijgt.

Studenten zullen gewoonlijk niet meer verdienen dan die belastingvrije som, en zullen dan ook geen of nauwelijks inkomstenbelasting betalen.

De belastingvrije som bedraagt netto €9270 in 2022.
Bruto is dat €13 242,86.

 


Waarom sprake van een netto- en een brutobedrag?

Het brutobedrag is de geldsom die een student effectief op de rekening mag zien verschijnen voor er een inkomstenbelasting betaalt moet worden.

Om te berekenen hoeveel belastingen iemand precies zal moeten betalen, wordt er eerst een 'belastbare som' vastgesteld: het bedrag waarop de belasting berekend zal worden.

Om dat nettobedrag vast te stellen tellen niet alle bedragen die je op de rekening ziet verschijnen (evenveel) mee: Sommige zaken tellen maar voor 80% mee (onderhoudsuitkeringen bijvoorbeeld). Van het loon uit arbeid wordt een deel niet meegerekend in dat belastbaar inkomen: de forfaitaire beroepskosten.

Als er gesproken wordt over een brutobedrag worden die zaken allemaal in rekening genomen. Daarbij worden een aantal aannames gedaan:

  • Je hebt enkel inkomsten uit studentenarbeid/monitorenstatuut
  • Je ontvangt geen onderhoudsuitkeringen
  • Je hebt geen personen ten laste
  • Je geeft geen 'reeële beroepskosten' in bij de belastingen

Zit je in een andere situatie? Dan dien je deze berekening zélf te maken.


Kinderbijslag / groeipakket

De regels voor kinderbijslag verschillen per gemeenschap: Vlaanderen, Brussel, Wallonië en de Duitstalige gemeenschap hebben elk andere regels.
Hoeveel je precies verdient heeft hier geen invloed op: Het gaat om hoeveel uren je werkt en het type overeenkomst waarin je dat doet.

Regels Vlaanderen

  • Tot de maand waarin je 18 wordt heb je onvoorwaardelijk recht op het groeipakket. Tot de maand waarin je 25 jaar wordt heb je nog recht op het groeipakket onder bepaalde voorwaarden.
  • Je behoudt je groeipakket als je binnen de 600 uur blijft en je arbeid als studentenarbeid is aangegeven bij de rsz.
  • Daarnaast mag je nog 80 uren werken aan ‘gewone sociale bijdragen’. Werk je teveel dan verlies je jouw recht op groeipakket voor die maand.
  • Tewerkstelling binnen het monitorenstatuut telt niet mee voor de 80 uur die je mag werken aan gewone sociale bijdragen: Je betaalt immers geen sociale bijdragen binnen het monitorenstatuut.

Regels Brussel

  • Tot 31 augustus van het kalenderjaar waarin het kind 18 wordt, is het recht op kinderbijslag onvoorwaardelijk.
  • Vanaf dan geldt: Maximum 240 uur per kwartaal. In de zomer (derde kwartaal) mag je meer werken behalve in de laatste zomervakantie van je studie. Werk je teveel dan verlies je recht op kinderbijslag voor dat kwartaal.
  • Binnen het maximale aantal uren wordt geen onderscheid gemaakt naar type contract: zowel de uren binnen het monitorenstatuut als binnen tewerkstelling voor studenten tellen mee voor de kwartaalgrenzen.

Bescherming werknemers

We hebben er een lange weg op zitten: pakweg 150 jaar geleden was het niet ondenkbaar dat een deel van je collega's jonger was dan 12 jaar. Of dat je loon werd uitbetaald in goederen waar je niets aan hebt, voor werkweken die 6 dagen duren waarin 12 uur per dag werken geen uitzondering is.

Intussen is er behoorlijk wat wetgeving die werknemers moet beschermen tegen uitbuiting. Werknemers die jonger zijn dan 18 jaar worden daarbij extra beschermd. Gelukkig maar.

We geven je hier een overzicht van een aantal belangrijke aspecten om rekening mee te houden.

Arbeidsduur
  • (-18) Normale werkweek bestaat uit 7u36min./dag en 38u/week, Verbod op overuren
  • (+18) Zelfde regels als gewone werknemers, met inzetten van sectorale flexibiliteit tot 11u op één dag, tot 50u per week (kb 16 juni 1999 en cao 25 oktober 1999)
  • (+18) Bij de overheid: max 38u/week en 11u/dag. Indien je 11u/dag werkt, 24u rust voorzien.
Pauzes en rusttijden
  • (-18) Maximum 4.5 uur werken aan één stuk, daarna pauze van minstens een half uur 
  • (-18) Meer dan 6u werken is minimum één uur rust, minimum 1/2u aan één stuk.
  • (+18) Zelfde regels als gewone werknemers: Na 6 uur een pauze van minimum 15 minuten
  • (-18) Minstens 12 uur rust per etmaal
  • (+18) Minstens 11 uur rust per etmaal
Zon- en feestdagwerk
  • (-18) Tenzij in kader sectorale activiteiten (vergadering, begeleiding jongeren, …): Geen arbeid tussen 20u en 6u en verbod op zondagwerk
  • (+18) Zelfde regels als gewone werknemers, sectorale flexibiliteit (kb 16 juni 1999 en cao 25 oktober 1999).
Nachtarbeid
  • (-18) verbod op nachtarbeid (tussen 20u en 6u)
  • (+18) Zelfde regels als gewone werknemers, sectorale flexibiliteit (kb 16 juni 1999 en cao 25 oktober 1999).
Verplichte verzekering
  • Verplichte verzekering arbeidsongevallen
  • Aangeraden Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid uitbating (verzekering werkgever voor schade aan een derde veroorzaakt door personeel)
Minimumloon

Het minimumloon in België is niet vastgelegd in een wet, maar wordt per sector bepaald in collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO). Bij besturen spreken van we van de 'rechtspositieregeling' (RPR).

Hoeveel een persoon in een bepaalde functie verdient, wordt vastgelegd in tabellen: Loonbarema's.

Een werknemer moet minstens het loon krijgen dat vastgelegd is in dat laagste barema:

  • Gemeente: gemeentelijke barema's: E1 met 0 jaar anciënniteit
  • EVI/IVA/Private sector: Barma's in CAO, meestal PC 329 Sociaal Cultureel werk

Meer dan het minimloon geven mag. Je moet dat wel doen binnen de barema's: Je kan ervoor kiezen om een ander barema te gebruiken, of om meer anciënniteit toe te kennen. Je mag dus niet 'zomaar' een bedrag geven.

Contracten en formele eisen
  • Schriftelijke arbeidsovereenkomst is verplicht
  • Start- en einduur en pauzes moeten in het contract
  • Minimumproefperiode van 3 dagen (studenten) of 7 dagen (monitorenstatuut).
  • Arbeidsreglement is van toepassing
  • Aangifte bij Dimona verplicht