Stel je maar eens voor dat je helemaal alleen gedropt wordt in China en daar –toevallig- op een speelpleinwerking terechtkomt. Je kijkt rond: een animatie gaat beginnen, er speelt muziek, je ziet kleuren, bewegingen… Wat lokt dat bij jou uit? Ook al begrijp je geen beetje taal of wat al die Chinezen willen zeggen, toch slaag je erin om mee te spelen, na te doen, in te gaan op impulsen.
Niet-taalgebonden interactie is interactie die geen kennis van een gemeenschappelijke taal vereist. Dit omvat alles wat je kan zien, voelen, beleven, horen, proeven, ruiken zonder woorden of zonder kennis van een taal, op verschillende manieren:
- Afstand: is iemand ver weg of dicht bij?
- Lichaamshouding: stoer en sterk, klein, groot, dominant of ondergeschikt
- Gezichtsuitdrukking: oogcontact, mimiek…
- Beweging: stilstaan of voortdurend bewegen
- Kleur: felgekleurd, zwart-wit of eentonig?
- Stemgebruik: luid of stil praten, zingen, roepen, fluisteren…
- Kledij: felgekleurd, netjes, slordig…
- Gebaren of bewegingen: groot of klein, snel of traag bewegen
- Voorwerpen gebruiken
- Muziek: vrolijk, rustig, dansbaar of net niet?
Je hebt geen taal nodig om dit soort impulsen te begrijpen. Op het speelplein zijn er heel wat niet-taalgebonden interactiekansen te vinden:
Jezelf of kinderen verkleden, schminken, samen dansen, een moddergevecht houden, een slappe-lach-ketting, iets of iemand nadoen, voetballen, zandbak spelen, op de trampoline, kleuren, tekenen, op gocarts rijden, gekke gezichten trekken, waterpistolengevecht doen, bloemen plukken, action painting, maskers, pruiken, decors, muziek, dansen, bewegen en lopen…