14 feb 2024

Staat van de jeugd

Jongeren in Vlaanderen - anno 2024

Het Jeugdonderzoeksplatform, of kortweg 'JOP' publiceert elke 5 jaar de JOP-monitor. Dat is een grootschalige bevraging over de leefwereld van jongeren die ook bekend staat als 'de staat van de jeugd'. In 2023 werden meer dan 7000 jongeren uit Vlaanderen en Brussel bevraagd over hun levensomstandigheden, leefwereld en activiteiten.

Als Vlaamse Dienst Speelpleinwerk waren we bij de presentatie van de cijfers en delen we graag onze bevindingen. Vanuit onze kernopdracht focussen we in dit artikel vooral op welbevindenvrije tijd en vrijwillig engagement. Maar ook over de andere thema's schetsen we kort de hoogtepunten. 


In opdracht van de Vlaamse minister van Jeugd brachten de onderzoekers het afgelopen jaar de zogenaamde ‘staat van de jeugd’ in kaart. Het is een vijfjaarlijkse grootschalige bevraging naar de levensomstandigheden, leefwereld en activiteiten van jongeren in Vlaanderen en Brussel. Het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) is een interuniversitaire samenwerking tussen de UGent, VUB en de KU Leuven. In 2023 werden meer dan 7000 jongeren bevraagd. Het is al de vijfde editie van de JOP-monitor en de derde editie van de JOP-grootstedelijke monitor (Antwerpen, Brussel en Gent, met een Vlaamse controlegroep).

De resultaten bieden een schat aan recent en toegankelijk cijfermateriaal over het leven van jongeren en vormt dan ook een inspiratiebron voor al wie over jongeren denkt, met jongeren werkt of zijn kennis over de jeugd in (grootstedelijk) Vlaanderen en Brussel wil verruimen.

Alles is verwerkt in een lijvig boek van meer dan 400 bladzijden.
In te kijken en uit te lenen bij de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk. 


Jongeren zijn veerkrachtig

Het grootste deel is tevreden met zijn/haar/hun leven

Ondanks de grote bezorgdheden rond het mentale welbevinden van jongeren, blijkt uit de cijfers dat het grootste deel van de Vlaamse jongeren tevreden is met zijn/haar/hun leven in het algemeen, in grote mate positieve emoties en in mindere mate negatieve emoties ervaart. Ook wanneer we de verschillende levensdomeinen onder de loep nemen, is de grootste groep (helemaal) tevreden met het grootste deel van de levensdomeinen. Meer dan de helft van de jongeren geeft aan “blij” te zijn met hun leven. 4 op de 10 jongeren stellen dat hun leven bijna is zoals ze het zouden willen, ruim een derde vindt hun leven “uitstekend”. Toch is de helft van de jongeren (helemaal) niet tevreden met zijn/haar/hun uiterlijk, mentale gezondheid en lichamelijke gezondheid. 

Jongeren omschrijven zichzelf bovendien als veerkrachtig (afhankelijk van de vraagstelling, 50 tot 80%). Bijna 7 op de 10 jongeren geven aan zich te kunnen redden uit moeilijke situaties, en 8 op 10 zeggen er “meestal wel te komen op de een of andere manier”. Toch mag de groep jongeren die (heel) zelden of nooit positieve emoties en (heel) vaak of altijd negatieve emoties ervaart niet uit het oog verloren worden. Het belang van sociale contacten met leeftijdsgenoten, toekomstmogelijkheden, vrijetijdsbesteding en de keuzemogelijkheden van jongeren moet de nodige aandacht krijgen: een kwart van de jongeren is hier niet (helemaal) tevreden over. 

De negatieve kant van het verhaal is dat dit niet voor iedereen geldt. Het JOP stelt vast dat meisjes en personen die zich als non-binair identificeren, jongeren uit gezinnen die moeilijker rondkomen, jongeren met lager geschoolde ouders en jongeren met buitenlandse achtergrond slechter scoren. Er is dus wel sprake van sociale ongelijkheid bij het thema welbevinden.


Het verenigingsleven is populair

De klassieke verenigingen zijn veelal wit en middenklasse

Het overgrote deel van de Vlaamse jongeren nam ooit al deel aan de activiteiten van een vereniging: voor minder dan 9% was dat niet het geval. 7 op 10 jongeren doen dat nog nu nog steeds. Daarvan participeert het grootste deel aan de activiteiten, maar niet in de leiding, het bestuur of staat niet in voor de organisatie van activiteiten.

Het meest populair bij Vlaamse jongeren zijn de sportverenigingen en de klassieke jeugdverenigingen in het bijzonder de jeugdbewegingen, speelplein- en andere vakantiewerkingen en jeugdhuizen. Ze worden gevolgd door culturele verenigingen zoals kunstacademies en hobbyverenigingen. De ongelijkheid is helaas groot en systematisch voor jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie. Het gezinsinkomen, het opleidingsniveau van de oudere of de jongere zelf, een handicap of ziekte, migratieachtergrond: het zijn allemaal factoren die ervoor zorgen dat deze jongeren ondervertegenwoordigd zijn in de 'klassieke' verenigingen. Ze vinden vaak wel aansluiting bij doelgroepgerichte verenigingen.

De stap naar sport-, jeugd- en cultuurverenigingen blijft duidelijk niet vanzelfsprekend voor jongeren uit maatschappelijk kwestbare situaties. In het licht van deze cijfers blijft het inzetten op andere vormen van jeugdwerk dan de klassieke sport-, jeugd- en cultuurvereningen volgens de onderzoekers dan ook noodzakelijk. 


Vrijwillig engagement in de vrije tijd

Naast onbezoldigd, vrijwillig engagement op een formele manier binnen een organisatie (bv. actief in een speelpleinwerking in de buurt), kunnen jongeren zich ook op een informele manier inzetten (bv. hulp bij familie, vrienden, buren en kennissen). Door naast formeel vrijwillig engagement ook andere vormen van engagement te bevragen, kregen de onderzoekers een meer omvattend beeld van het vrijwillig engagement door jongeren. Blijkt dat jongeren heel wat vrijwillig engagement verrichten, formeel én informeel. Hun engagement is van grote waarde voor de samenleving.

Jongeren engageren zich niet minder, maar anders

Driekwart van de jongeren neemt een vrijwillig engagement op. 37,5% van de jongeren formeel, het vaakst in de jeugd- en sportcontext. De helft van deze jongeren doet dat op regelmatige basis, de andere occasioneel. Jongeren spreiden hun tijd meer dan vroeger over diverse types formeel en informeel engagement 

Sociale verschillen blijken een grotere rol te spelen bij dit formele engagement. Gemiddeld genomen is engagement in het jeugdwerk populairder bij jongeren die makkelijker financieel rondkomen, jongere jongeren, jongeren met hoogopgeleide ouders, jongeren in doorstroomrichtingen en jongeren zonder migratieachtergrond.

Waarom engageren jongeren zich?

Onderzoek toont aan dat waarden, het handelen naar zaken die jongeren belangrijk vinden, gemiddeld genomen de belangrijkste motivator is voor vrijwilligers om zich formeel te engageren. Op de tweede plaats komt de functie begrip, het zich vrijwillig engageren om de wereld te begrijpen en vaardigheden op te doen. Engagement omwille van de loopbaan en zelfontwikkeling komt op een gedeelde derde plaats. Financiële motivaties, vrijwillig engagement om zichzelf of anderen uit diens omgeving financieel te ondersteunen zijn de minst belangrijke motivator voor jonge vrijwilligers. Niet onbelangrijk: we zien opnieuw sociale verschillen naar het belang van verschillende motivaties. 

Welke drempels verhinderen jongeren om zich te engageren?

De factor die door de meeste jongeren wordt genoemd als drempel voor formeel vrijwillig engagement is tijdgebrek. 47% van de jonge niet-vrijwilligers in Vlaanderen geeft aan dat een gebrek aan tijd hen ervan weerhoudt om zich te engageren. Maar een belangrijke les voor ons al sector:

  • 32% geeft aan er nooit over nagedacht te hebben
  • 1/4 klaagt het gebrek aan informatie aan
  • 1/4 kent ook niemand die het doet.

Daarin schuilen zeker kansen om op in te zetten en jongeren te overtuigen en te motiveren om een formeel, vrijwillig engagement op te nemen. 

Er werd onderzocht of informeel vrijwillig engagement en een studenten- of vakantiejob concurrentie vormen voor formeel vrijwillig engagement, maar dat blijkt niet het geval. De resultaten wijzen op het omgekeerde: jongeren die zich informeel engageren en jongeren die een studenten- of vakantiejob doen, engageren zich net vaker formeel vrijwillig. 

Nochtans is er vanuit de context van speelplein -en andere vakantiewerkingen volgens ons ook zeker een correlatie tussen 'bijbaantjes' en het engagement van jongeren. Gemiddeld doen bijna 2 op de 3 jongeren van 15 of ouder een studenten- of vakantiejob. Onderliggend zijn wel grote leeftijdsverschillen merkbaar: van 'slechts' 1 op 5 bij 15-jarigen tot 4 op de 5 jongeren van 18 tot 21 jaar. Vooral tijdens de zomervakantie en weekends. In vakantieperiodes kloppen ze veel werkuren. 10% van de jongeren die werken in het schooljaar, werkt meer dan 20u per week, vaker jongeren uit TSO-richtingen of dubbele finaliteit. 

Ook in de bevraging rond vrijetijdskansen geeft 1 op 5 aan dat ze te weinig geld heeft om in de vrije tijd leuke dingen te doen. In dat opzicht sluiten de cijfers aan bij onze stelling dat 'vrijwilligerswerk kunnen doen, een luxe is of wordt voor veel jongeren'. We vermoeden dat de financiële motivatie jongeren doet besluiten geen of minder intensief een vrijwillig engagement aan te gaan binnen de context waarin speelplein -en andere vakantiewerkingen worden georganiseerd. Meer dan bij andere verenigingen. 

Vrije tijd onder druk

De andere resultaten van de vragen rond vrijetijdskansen geven duidelijk aan dat jongeren druk ervaren op hun vrije tijd. Een derde van de jongeren heeft te weinig vrije tijd. Slechts 55% van de jongeren ervaart voldoende mogelijkheden om uit te rusten en slechts 60% heeft genoeg mogelijkheden om andere jongeren te ontmoeten. Als het gaat over mogelijkheden om buiten of in het groen te zijn, zelf te beslissen wat te doen in de vrije tijd, en zich welkom te voelen op de plekken waar ze naar toe willen gaan in de vrije tijd, scoren de jongeren over het algemeen wel beter.  

De bevinding dat tijdsgebrek de voornaamste drempel is die jongeren tegenhoudt om zich formeel vrijwillig te engageren, sluit aan bij het populaire idee dat de vrije tijd van jongeren onder druk staat en dat activiteiten onderling concurreren voor de beschikbare (vrije) tijd. 



Enkele kanttekeningen die wij deelden in de discussiegroep en die ook gedeeld werd door anderen rond de tafel:

  • het statuut van de vrijwilliger wordt lang niet 'zuiver' ingezet en wordt dus ook door jongeren niet alsdusdanig gepercipieerd. Een onkostenvergoeding wordt vaker aanzien als 'loon naar werken', dan als vrijwillige inzet. Dat kan de resultaten zeker beïnvloeden;
  • vrijwilligen op 'regelmatige basis' zegt ook niets over de intensiteit waarmee jongeren aan de slag gaan. In de praktijk zien wij dat er nooit eerder zoveel jongeren zich engageren, ook op regelmatige basis, maar de intensiteit - het aantal uren tijd dat ze spenderen - neemt wel af. Je hebt dus meer mensen nodig om hetzelfde te doen;
  • binnen de jeugdsector kan er volgens ons nog een opdeling gemaakt worden tussen verschillende vormen van jeugdwerk waarin motieven en drempels ingegeven vanuit andere werkingsperiode, ander profiel jongeren, ander profiel deelnemers, andere werkvorm... erg van elkaar kunnen verschillen;
  • er werd onderzoek gedaan naar de ervaren studiedruk, maar er werd geen correlatie onderzoek tussen studiedruk en de impact ervan op vrije tijd en het vrijwillig engagement van jongeren. Dat lijkt ons belangrijk om in de toekomst verder op te nemen in het onderzoek;
  • er werd in het onderzoek nog niet ingegaan op hoe combinaties van kenmerken ongelijkheden (bv. naargelang achtergrond, financiële situatie thuis, geslacht...) in de vrije tijd kunnen versterken of verzachten en een invloed hebben op de vrijetijdsparticipatie en vrijetijdskansen van jongeren.

De onderzoekers gaven aan dat meer gedetailleerd onderzoek en verdiepende analyses nodig zijn om de resultaten te verfijnen. Het zijn belangrijke onderzoekspistes voor de toekomst. 


Vrije tijd in de publieke ruimte

Van de bestudeerde ongeorganiseerde vrijetijdsactiviteiten zijn sporten en buiten activiteiten doen, wandelen en picknicken het meest populair.  Bijna 4 op 10 jongeren gaat wekelijks of vaker buiten activiteiten doen, wandelen of picknicken. Zo'n kwart van de jongeren ontmoet minstens wekelijks vrienden op straat, op pleinen of in de stad. Belang van publieke ruimte voor de vrije tijd is ook zeer duidelijk in de bevraagde vrijetijdskansen van jongeren. Kansen op vlak van infrastructuur en aanbod van vrijetijdsplekken worden globaal wat slechter geëvalueerd dan bepaalde andere kansen. Ongelijke vrijetijdskansen voor jongeren in een maatschappelijk kewtsbare positie.

Opmerkelijk is dat meer dan 20% van de jongeren de afgelopen 12 maanden geen activiteiten buiten heeft gedaan en 10% minder dan 1x per maand. 

Meerderheid voelt zich aanvaard op school

Maar 1 op de 8 heeft weinig vrienden op school

De meerderheid van de jongeren voelt zich aanvaard door leeftijdsgenoten op school en voelt zich niet uitgesloten. Er is echter een duidelijke minderheid van de leerlingen die weinig aansluiting vindt bij leeftijdsgenoten. Zo geeft ongeveer 1 op de 8 leerlingen in de grootstad en in de rest van Vlaanderen aan weinig vrienden te hebben op school. Jongeren die opgroeien in een gezin dat moeilijk kan rondkomen met het gezinsinkomen scoren hier systematisch slechter, en ze ervaren ook meer studiedruk. In niet-grootstedelijke context voelen jongeren met een achtergrond buiten de Europese Unie zich meer sociaal uitgesloten dan jongeren met Belgische achtergrond.  

Ervaren studiedruk

20% van alle jongeren geeft aan dat de hoeveelheid te verwerken leerstof te groot is voor hem/haar/hun. Dat resultaat is voor jongeren in grootsteden hetzelfde als jongeren die wonen in de rest van Vlaanderen. De studiedruk die jongeren ervaren, hangt samen met verschillende socio-demografische en socio-economische kenmerken van de jongere.

Wie ervaart meer studiedruk?

  • De onderzoekers stellen enkel statistisch significante genderverschillen vast in de grootstedelijke scholen, niet in niet-grootstedelijk Vlaanderen. Meisjes en jongeren met een non-binaire of andere genderidentiteit in de grootstad rapporteren een grotere studiedruk en schatten het eigen presteren als slechter in dan jongens.
  • Jongeren die opgroeien in een gezin dat (zeer tot nogal) moeilijk rondkomt, ervaren de hoogste studiedruk, terwijl jongeren die opgroeien in een gezin dat (zeer) gemakkelijk rondkomt, de laagste studiedruk ervaren.
  • Jongeren met een buitenlandse niet-EU achtergrond ervaren meer studiedruk dan jongeren met een Belgische achtergrond. 
  • Tot slot tonen de resultaten ook dat in grootstedelijke context jongeren wiens ouder(s) geen diploma secundair hebben, significant meer studiedruk ervaren dan jongeren van wie minstens één van de ouders een diploma hoger onderwijs heeft. 

Politiek interesseert hen amper

Paradox: jongeren met niet-Belgische roots zijn meer geïnteresseerd

Vlaamse jongeren zijn niet sterk in politiek geïnteresseerd. 47,9% van de 16-25-jarigen in Vlaanderen heeft geen geldige partijvoorkeur en geeft dus aan niet te gaan stemmen (7,0%), blanco te stemmen (6,2%) of niet te weten op welke partij men zou stemmen (34,7%). 

In het algemeen zijn er volgens de onderzoekers 4 algemene aandachtspunten af te leiden uit de resultaten: 

  1. De verbreding van politieke activiteiten houden niet automatisch een democratisering van de politiek in. Vaak wordt de geringe deelname aan politieke activiteiten van politieke organisaties bij jongeren geïnterpreteerd als een teken dat (groepen van) jongeren vandaag op een andere manier politiek actief en betrokken zijn. De resultaten uit de bevraging geven echter weinig steun aan die hypothese. 
  2. Binnen de geoberserveerde sociale verschillen spelen opleidingsverschillen een cruciale rol. In lijn met de bezorgdheden rond de groei van een diplomademocratie, zien we dat jongeren met een zwakkere onderwijspositie (ouders met diploma lager onderwijs, arbeidsgeirchte onderwijsvorm...) veel minder betrokken zijn bij de diverse aspecten van politiek. Voor jongeren blijkt de onderwijsnorm daarbij doorgaans veel belangrijker te zijn dan het opleidingsniveau van de ouders.
  3. Een opmerkelijke paradox: jongeren met niet-Belgische roots zijn meer in politiek geïnteresseerd maar sterk ondervertegenwoordigd bij politieke activiteiten. Op het vlak van politiek bestaat dé Vlaamse jongere niet. Het vormt een interessant vertrekpunt voor verder beleidswerk. 
  4. Genderverschillen in politieke opvattingen en gedrag blijken vrijwel voor elke uitkomst aanwezig. Jongens blijken minder positief te staan tegenover minderheidsgroepen, in het bijzonder migranten en LGBTQ+-personen. In een samenleving die steeds diverser wordt, is dit een belangrijk aandachtspunt. 

Niet elk slachtoffer gaat op zoek naar hulp

Delicten komen slechts in beperkte mate voor in de vrijetijdscontext

Ongeveer de helft van de jongeren werd de voorbije twaalf maanden slachtoffer van minstens één van de bevraagde delicten. Het vaakst werden ze slachtoffer van cyberflashing (= het ongevraagd en ongewenst verzenden van seksueel getinte foto's of video's via digitale communicatiekanalen), lastiggevallen worden op straat en diefstal. Afpersing en vandalisme werden het vaakst op school ervaren. Fysiek geweld werd in gelijke mate op school, op een publieke plaats of thuis gerapporteerd. Seksuale misdrijven gebeurden dan weer vaker op een publieke plaats. De bevraagde delicten kwamen slechts in beperkte mate voor in de vrijetijdscontext. Verder was de dader bij de meeste vormen van slachtofferschap geen onbekende voor het slachtoffer. De meeste jongeren vonden het na hun meest recente slachtofferervaring niet nodig om hulp of advies te vragen. De jongeren die uiteindelijk wel hulp of advies vroegen, deden het vaakst een beroep op hun informele netwerk (ouders, familieleden, vrienden...), gevolgd door een volwassene op school en een gespecialiseerde organisatie. De meerderheid van de jongeren gaf aan tevreden te zijn met de hulp die ze ontvingen. 

Als we kijken naar de ervaringen die jongeren hebben als slachtoffer, spelen opnieuw heel wat ongelijkheden. Non-binaire jongeren, jongeren met een niet-heteronormatieve genderexpressie en meisjes die in de eerste of tweede graad les volgen in de B-stroom of arbeidsmarktfinaliteit, van wie de ouders hoogstens een diploma lager of secundair onderwijs hebben en/of moeilijk kunnen rondkomen, werden de voorbije twaalf maanden vaker gepest dan andere jongeren.

Seksuele misdrijven kwamen dan weer vaker voor bij meisjes en non-binaire jongeren, bij jongeren uit de derde graad en bij jongeren die thuis moeilijk kunnen rondkomen. Niet elke jongere gaat daarna op zoek naar hulp. Meisjes, leerlingen met een non-binaire genderidentiteit en/of leerlingen die het gevoel hebben (zeer) moeilijk rond te komen thuis hebben bijvoorbeeld vaker (nog) geen hulp of advies gevraagd, terwijl ze dat wel graag wilden. Deze cijfers moeten wel steeds met de nodige voorzichtigheid worden gelezen: antwoorden van jongeren op dit soort vragen zijn vaak een onderschatting. 


Meer cijfers

Op speelplein.net/onderzoek vind je meer interessante onderzoeken, thesissen en data die je kunnen helpen om een objectief beeld te schetsen bij thema's gerelateerd aan spelen, speelpleinwerk, jeugdwerk, vrijwilligerswerk...