Bruno, je hebt ons memorandum gelezen. Zelf zetten we ‘spelen om te spelen’ op nummer 1. Welk van onze 7 prioriteiten zou jij bovenaan de agenda plaatsen als lokaal bestuur?
Ik volg de VDS. ‘Spelen om te spelen’ is én blijft het hoofddoel. Het is de eerste prioriteit. We kunnen ‘spelen om te spelen’ niet genoeg naar voor schuiven. Je creëert niet alleen ruimte in de tijd van kinderen maar ook ruimte in hun hoofd. Het belang voor kinderen is groot.
Jan Van Gils, gewezen directeur van onderzoekscentrum Kind & Samenleving, deed in 1998 onderzoek naar wat spelen is in de beleving van kinderen. Als je vraagt aan kinderen wat ze gaan doen, dan zeggen ze ‘spelen’. Wat dat spelen dan juist inhoudt, dat weten ze nog niet. Maar dat ze het gaan doen, dat staat vast. Ze zien wel wat er gebeurt, met wie, maken afspraken…
Als ouders, begeleiders en beleidsmakers ruimte laten voor ‘spelen om te spelen’ dan is dat kinderen carte blanche geven om hun agenda zelf in te vullen. We moeten opletten dat we die ruimte als volwassenen niet te veel claimen en zelf gaan invullen. Een speelpleinwerking tijdens de vakantie is ideaal wanneer die erin slaagt om die vrije psychische en fysieke ruimte aan kinderen te bieden.
Als je spelen om te spelen als uitgangspunt neemt, dan vertrek je in je beleidskeuzes vanuit kinderen. Dan kijk je vanuit hun perspectief naar de realiteit en volgen van daaruit de 6 andere prioriteiten. Zoals: een sterke speelpleinploeg is vooral de juiste man of vrouw op de juiste plaats. Een animator is iemand die meespeelt, die zorg voor je draagt, die er is wanneer je het nodig hebt, die je uitdaagt als kind om je spel al dan niet te realiseren.