25 sep 2017

Op de koffie bij Bruno Vanobbergen, Vlaams kinderrechtencommissaris, naar aanleiding van de verkiezingen in 2018


Brussel - Met een kersvers memorandum in de hand in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen in 2018 ging de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk (VDS) op de koffie bij Bruno Vanobbergen, kinderrechtencommissaris. In juni verscheen het memorandum van het Kinderrechtencommissariaat met 10 concrete beleidsaanbevelingen voor onze politici. Tijd voor een koffieklets over thema’s die ons beide aangaan: kinderen, jongeren, speelpleinwerk en beleid. 


Bruno, je hebt ons memorandum gelezen. Zelf zetten we ‘spelen om te spelen’ op nummer 1. Welk van onze 7 prioriteiten zou jij bovenaan de agenda plaatsen als lokaal bestuur?

Ik volg de VDS. ‘Spelen om te spelen’ is én blijft het hoofddoel. Het is de eerste prioriteit. We kunnen ‘spelen om te spelen’ niet genoeg naar voor schuiven. Je creëert niet alleen ruimte in de tijd van kinderen maar ook ruimte in hun hoofd. Het belang voor kinderen is groot. 

Jan Van Gils, gewezen directeur van onderzoekscentrum Kind & Samenleving, deed in 1998 onderzoek naar wat spelen is in de beleving van kinderen. Als je vraagt aan kinderen wat ze gaan doen, dan zeggen ze ‘spelen’. Wat dat spelen dan juist inhoudt, dat weten ze nog niet. Maar dat ze het gaan doen, dat staat vast. Ze zien wel wat er gebeurt, met wie, maken afspraken… 

Als ouders, begeleiders en beleidsmakers ruimte laten voor ‘spelen om te spelen’ dan is dat kinderen carte blanche geven om hun agenda zelf in te vullen. We moeten opletten dat we die ruimte als volwassenen niet te veel claimen en zelf gaan invullen. Een speelpleinwerking tijdens de vakantie is ideaal wanneer die erin slaagt om die vrije psychische en fysieke ruimte aan kinderen te bieden. 

Als je spelen om te spelen als uitgangspunt neemt, dan vertrek je in je beleidskeuzes vanuit kinderen. Dan kijk je vanuit hun perspectief naar de realiteit en volgen van daaruit de 6 andere prioriteiten. Zoals: een sterke speelpleinploeg is vooral de juiste man of vrouw op de juiste plaats. Een animator is iemand die meespeelt, die zorg voor je draagt, die er is wanneer je het nodig hebt, die je uitdaagt als kind om je spel al dan niet te realiseren. 

We stellen vast dat bepaalde kinderen op het speelplein vandaag uit de boot vallen. Sommige besturen raken aan de openheid waarvoor speelpleinwerk staat. Tijdelijke inschrijfstops (max. capaciteit t.o.v. animatoren, locatie…) evolueren naar structurele inschrijfstops met vooraf inschrijven. Besturen denken in gemeentegrenzen met een meerprijs of weigering voor kinderen uit andere gemeente tot gevolg.

Ik zeg volmondig ‘ja’ tegen de manier waarop de VDS haar beleidsaanbeveling formuleert: ‘Speelpleinwerk voor élk kind, betaalbaar en op den bots’. Dat strookt volledig met de definitie van spelen in de vrije tijd. Het gaat uit van een flexibel inzetbare speelpleinwerking die zijn deuren openzet. En laat dat net hetgeen zijn waar lokale besturen in tijden van crisis aan knabbelen: de uren, de voorwaarden, de betaalbaarheid, het aantal plaatsen… Jullie onderzoek van enkele jaren geleden waaruit onder meer bleek dat de kosten voor de speelpleinwerking voor de ouders op één jaar tijd met 25% waren gestegen, luidde terecht de alarmbel.

Gemeenten zoeken naar manieren om de speelpleinwerking binnen hun begroting te doen passen. Eén manier om dit te doen is voorwaarden opleggen zoals inschrijfstops of meerprijzen. 

Anderzijds weten we ook dat het vrije spel van kinderen op straat geen geld hoeft te kosten, naast de kost van het speelgoed misschien. Meer plaats voor het vrije spel van kinderen in een gemeente, expliciet ruimte vrijmaken voor kinderen, kunnen ook een deel van de oplossing zijn. Spelen is iets dat onder kinderen gebeurt. Het zou goed zijn mochten gemeenten tijdens het uittekenen van hun beleidsplannen voor de speelpleinwerking en de opvang ook zoeken naar oplossingen die buiten de traditionele oplossingen vallen. Het is belangrijk om kinderen daarbij te betrekken. In Temse bijvoorbeeld, dat eerder dit jaar het label kindvriendelijke gemeente kreeg, bestaat er een mooie samenwerking tussen kinderen en de groendienst om de verschillende buurten en wijken zo speelvriendelijk mogelijk te maken.



Het Vlaams Kinderrechtencommissariaat pleit voor kwaliteitsopvang. Speelpleinwerk is geen opvang, maar kan en wil een opvangfunctie vervullen. Maar heeft een speelpleinploeg volgens jullie het recht om ‘nee’ te zeggen op vragen van bv. politici om langer open te zijn, aantal kinderen te verhogen…

Ik zou het vanuit een gemeente héél radicaal vinden om dit te eisen. Mogelijks zijn er marges, bijvoorbeeld inkomensgerelateerd gaan werken. Of is er afstemming tussen de verschillende opvanginitiatieven mogelijk. Of worden begeleiders beter en meer gespreid ingezet waardoor er geen zo’n geen radicale keuzes moeten worden opgelegd. Het kan zinvol zijn om naar de speelpleinwerking te kijken als iets dat niet aan één specifieke locatie verbonden is. Als je multifuncitoneel gebruik van infrastructuur aanmoedigt, je team van animatoren op verschillende plaatsen inzet, en niet alles centraliseert, dan kan je al wat kosten beperken. Waarom niet  animatie en animatoren  verspreid inzetten in je gemeente of stad?  In speelstraten, bijvoorbeeld. 

We moeten lokale besturen uitdagen om creatief om te gaan met de zaken die voor handen zijn. Ideaal worden de plannen uitgetekend samen  met de mensen die de speelpleinwerking  organiseren. Bij speelpleinwerking is dat niet alleen de verantwoordelijke, maar ook de ploeg van jongeren eromheen. Welke pistes zien zij zelf. Betrek hen bij beleidskeuzes die invloed hebben op de werking. 

Eén van jullie prioriteiten is ook ‘speelpleinwerk en opvang werken samen’.  Ik vind het goed dat jullie als koepel van het speelpleinwerk die prioriteit benoemen. In combinatie met jullie andere prioriteiten tonen jullie aan dat opvang geen synoniem hoeft te zijn van saai, of een verhaal is van iets waar kinderen naartoe moeten. Opvang hoort iets speels te zijn dat kinderen uitdaagt, dat kinderen doet proeven van de dingen die ze thuis niet kunnen doen. Ook toont het aan dat de VDS respect heeft voor meerdere perspectieven en noden. Het zou niet correct zijn om te stellen dat het speelpleinwerk buiten de samenleving staat. Dat het zo’n unieke vorm is en zo’n eigen karakter heeft dat speelpleinwerk niet anticipeert op de huidige realiteit. Als we als samenleving kiezen voor een arbeidsorganisatie die de opvangnood hoog houdt, dan moet de samenleving gaan voor een opvang die kwaliteitsvol, toegankelijk en uitdagend is. 

Ik ben dus blij dat jullie die twee zaken in jullie memorandum  samen zetten. Jullie gaan duidelijk op zoek naar de doorsnede tussen de twee en erkennen de nood die er momenteel heerst.

Hoe zien jullie die kwaliteitsopvang?

Wij waren nauw betrokken bij de werkgroepen die voorafgingen aan het toekomstige decreet over de buitenschoolse kinderopvang. Of beter gezegd het decreet over ‘opvang en vrije tijd van schoolkinderen’, want het gaat breder dan buitenschoolse kinderopvang. Ons vertrekpunt ligt bij het recht op spel en het belang van het ‘out of the box’ denken. Kunnen we de buitenschoolse kinderopvang anders invullen dan gebruikelijk? Kan het meer integraal ingevuld worden?  Voor ons hangt opvang niet vast aan één school of de school. Het zijn evengoed activiteiten in de buurt die kinderen stimuleren. 

Er zijn veel organisaties en vrijetijdsactoren  die onder de (vrije) tijd van kinderen vallen. Elk met hun eigen visie en perspectief. Iedere organisatie of vrijetijdsactor wil zijn troeven kunnen inzetten. Waarom niet meer gebruik maken van die ‘goesting’? Ideaal gaat het over het  kunnen plukken uit een variatie aan activiteiten.

Heeft het jeugdwerk het recht om zich te distantiëren van de term ‘opvang’?

Voor mij zijn dat geen twee tegengestelde zaken. Vanuit het perspectief van de ouder en het perspectief van het kind is het belangrijk dat het kind in veiligheid verkeerd, dat het kan rekenen op zorg en op een plek waar het  graag is en waar het samen met vriendjes  leuke dingen kan doen. Mogelijks is dat de jeugdbeweging, het voetbal, de speelpleinwerking of de buitenschoolse kinderopvang.

En wanneer dit terzelfdertijd ook goed uitkomt voor de ouder, dan vraag ik me af of de beleidscategorie waaronder de werking valt zo belangrijk is.  Voor de ouder kan het een opvangfunctie vervullen, voor het kind staat het voor een  leuke tijd beleven. Ik zie dat niet als een dualiteit. 

En toch merken we dat ouders héél veel eisen stellen aan jeugdwerk, aan het speelplein. Ze worden vaak vergeleken met de ‘professionelere” kinderopvang. En we gaan eerlijk zijn: het is wat chaotischer, het is er iets vuiler… maar ze komen ook met verhalen thuis die ze van nergens anders meekrijgen. Hoe staan jullie hier tegenover?

Ik zie mijn zoon van twee ook met vuile kleren en met zand in zijn oren thuis komen nadat hij in de opvang een hele dag met zand en water buiten gespeeld heeft. Dus, opnieuw, laat ons de verschillen tussen beide niet op de spits drijven. Er is natuurlijk wel een verschil tussen de opvang en het jeugdwerk. Heel wat vrijwilligers binnen het jeugdwerk zijn jonge mensen en dat zorgt in het samenspel met kinderen en jongeren vaak voor een aparte sfeer. Tegelijk wordt de opvang nog altijd vaak als verlengde van de schooltijd bekeken, terwijl het jeugdwerk als iets ‘daarnaast’ wordt beschouwd. Maar dat betekent uiteraard niet dat vrijwilligers in het jeugdwerk niet moeten beseffen dat speelpleinen basiskwaliteit moeten verschaffen of veilig moeten zijn. Ik verwacht ook absoluut van vrijwilligers dat zij de rechten van kinderen respecteren.

Uiteraard is er ook de nood aan een uitdagende omgeving creëren met en voor kinderen. En dat zijn zaken die een speelpleinwerking moet kunnen doen. Kinderen moeten de kans krijgen om zaken te doen die ze thuis niet kunnen doen, bijvoorbeeld oude mixers of radio’s uit elkaar vijzen.

Hoe denken jullie dat de speelpleinwerking zich kan verhouden tegenover die eisen van ouders?

Ik denk dat je veel kan oplossen door met elkaar in gesprek te gaan. Wij moedigen dit ook aan. Het is belangrijk dat de  bezorgdheden van de ouders ernstig genomen worden. Net zoals het belangrijk is dat de speelpleinwerking de kans krijgt om haar visie en werkwijze uit te leggen. En wanneer er van daaruit gezocht wordt naar een compromis, dan geraken meningsverschillen grotendeels opgelost. Ik ga er vanuit dat dit ook de werkwijze van de VDS is als koepel. Het thema van ons vorig jaarverslag was “Teveel geschillen over verschillen”. Ik geloof sterk in de kracht van de dialoog.

We merken dat een gemiddelde 16-jarige speelpleinanimator vaak geen weerwoord kan bieden aan klachten zoals: “Er hangt verf op het nieuwe jasje van mijn dochter.”

Spelen in de vrije tijd is kiezen waar jij zin in hebt, vuil maken hoort erbij. Dat is de realiteit als je speelt. Het is daarom ook belangrijk dat die 16-jarige goed wordt ondersteund door professionals zoals jeugdconsulenten of de hoofdleidinggroep. 

Een kwalitatieve speelpleinwerking heeft mensen die opgeleid zijn, heeft een fijne ploeg. Het betekent dat er middelen voor handen zijn om alles waar te maken. Het gaat niet alleen over jij en ik en de ruimte waar het spel gebeurt. Het gaat veel verder dan dat. Hoe krijg je het beleid daarvan overtuigd en in welke mate ondersteunt het gemeentebestuur dergelijke speelpleininitiatieven?



Spelend leren, lerend spelen… het is soms een moeilijk evenwicht. Speelpleinwerk wordt gezien als een manier om Nederlands aan te leren/ te onderhouden, al dan niet op initiatief van het gemeentebestuur zelf.

Via spel breng je kinderen van alles bij, ook Nederlands . De taal-opportuniteit dat je aan kinderen kunt bieden via de speelpleinwerking mag je niet onderschatten. Kinderen kunnen van elkaar enorm veel leren. Niet alleen anderstalige kinderen leren bij, bijvoorbeeld via Nederlandstalige liedjes, ook  Nederlandstalige kinderen profiteren daarvan mee.  

Ik vind het een goed idee om taal in je spel mee te nemen. Hoe vaker kinderen op verschillende manieren met taal in aanraking komen, hoe meer woorden en klanken ze opvangen. Speelpleinwerking is een mooie plaats om taal op te pikken, maar het mag niet het hoofddoel zijn. 

Het is goed om taal te zien als iets dat bruggen kan bouwen tussen mensen. En niet zozeer de verschillen. De diversiteit in taal kan net een verbindingsmiddel zijn. Het kan extra spelmogelijkheden creëren , waar je als Nederlandstalige animator ook veel van kan bijleren. Om héél rigide te stellen dat er enkel Nederlands mag gesproken worden is volgens mij een brug te ver. Uiteindelijk ben je bezig met de vrije tijd van kinderen en moet je ook ruimte laten om die vrije tijd fijn in te vullen.

In Brussel ging de VGC 2 jaar geleden nog een stap verder en zetten ze leerkrachten in op elk speelplein. Is daarmee een grens op vlak van échte vrije tijd beleven (op het speelplein) overschreden?

Ja, wij hebben daar destijds een brief over geschreven naar minister Sven Gatz. We betreuren enorm dat het op deze manier is moeten verlopen. Langs de ene kant was het goed dat er gebruik werd gemaakt van de scholen als infrastructuur: een grote speelplaats met veel groen biedt veel spelplezier aan de Brusselse kinderen. Maar het punt is dat het recht op spelen om te spelen op één moet blijven staan. De focus moet liggen op vakantie beleven. Door de begeleidersrol bij leerkrachten te leggen kan dit onder druk komen te staan.  

Heb je nog een laatste boodschap voor politici die de touwtjes rond het recht op spelen in handen hebben of zullen krijgen?

Politici moeten de komende jaren inzetten op een toegankelijke en betaalbare opvang en dito vrijetijdsaanbod. En het moet een evidente reflex zijn om de participatie van kinderen en jongeren daarin een centrale plek te geven. Een rode draad doorheen dit alles is samenwerking. 


Bedankt Bruno, voor de openhartige babbel.

Hopelijk vinden we in de aanloop naar 14 oktober 2018 in heel wat lokale partijprogramma’s principes en aanbevelingen uit onze memoranda terug.

Memorandum Vlaamse Dienst Speelpleinwerk


Memorandum Kinderrechten-commissariaat


Kinderen en jongeren hebben geen stemrecht, maar wel iets te vertellen. Het memorandum van het commissariaat geeft een beeld van de vele signalen die de klachtenlijn opvangt. Het bevat concrete beleidsaanbevelingen in tien domeinen.


Verkiezingen op je agenda

Via verkiezingen 2018 ondersteunt de VDS op zijn website speelplein-ploegen én politici met een brok kant-en-klare info, werkvormen, voorbeelden, argumenten, cijfers...